Tussen de schepen vraag ik Lahcen of hij wat gevangen heeft. Een paar tellen later staan we met een tas vol vis op het strand, inclusief een uitnodiging om samen te eten. Over twee dagen belt hij ons, zegt hij, om 15:00 uur, als er niet te veel wind staat. De uitnodiging klinkt nonchalant, maar precies op het genoemde moment gaat de telefoon. Lahcen zit al in zijn stenen hut, waar geit in de tajine pruttelt en afgesneden waterflesjes klaarstaan voor de rode wijn in onze tas. We eten, dobbelen, en bespreken de Koning tot de zon daalt. Als familie, zo bestempelt Lahcen onze vriendschap.
De nacht is helder en de meteorietenzoekers staan op de uitkijk - over de steppe, waar ons tentje staat. Soms naast brullende golven, soms tussen bubbelende kamelen. Nieuwsgierig bewegen we richting het zuiden. Is de Westelijke Sahara echt die eindeloze zandvlakte uit de film? Wat gebeurt er op de plekken die op kaarten niet getekend worden? Dagenlang rijden we door kleine steden, elk als een vernissage van een ruige galerie: langs zorgvuldig opgestapelde doosjes en bloedende kadavers lopen gasten kriskras door elkaar. Soms een schreeuw of iets dat klinkt als een protest, en dan het smakkende geluid van een vrolijk middagmaal.
Elke afslag heeft een controlepost. Bewapende mannen die nonchalant wuiven of uit verveling een praatje maken. Het landschap wordt steeds droger, tot er bijna niets overblijft. De wind veegt alles kaal. Tot we, om de benen te strekken, afdalen naar zee, waar mosselpellers in de aardkorst wonen. Hier bruist het. Mannen bewegen in de golven, vrouwen ontdoen zittend de mossels van hun schelp, en kinderen verkopen het onuitputtelijke goud schreeuwend langs de weg. Schelpen zijn ondergewaardeerd, denk ik als ik naar ze kijk. In de meeste schelpdieren zit meer eiwit dan een biefstuk, ze groeien snel en zouden de wereldbevolking kunnen voeden, nagenoeg zónder CO2-uitstoot. Net als insecten, eigenlijk. Toch eten we ze - uit gewoonte - als luxeproduct.
Tien uur lang zand, zand, en weinig anders dan zand. En dan komen we aan in Dakhla, met op elke heuvel een door militairen bewaakt resort, wapperende vlaggen en een grote poort waarop de Koning staat afgebeeld. Versuft turen we om ons heen, op zoek naar een magisch plekje om te slapen. Dit wordt geen nacht onder de sterren.
En zo ontmoeten we Aziz. Somber, maar met veel liefde, duwt hij de slagboom open. Hij wil maar één ding: de beste kamer voor ons. Er komt een vragenlijst. Of we niet iets missen? Uiteindelijk sluiten we de deal op een badjas en wat groente. Zijn glimlach raakt me, en zijn ogen verraden: dit is een dagbewaker met een verhaal. Als we hem de volgende dag ontvoeren op de boot van zijn baas (die hem niet betaalt en ook niet geheel tevreden is met de ontvoering) grijnst hij van oor tot oor. Onhandig maar vol overgave haalt hij zijn vis binnen. Samen ontdekken we de zee. In zijn tijd hier had hij die nog niet van dichtbij gezien.
Ook de volgende dag duiken we samen naar krabben. Bij elke hap lucht volgt een stukje verhaal. Eentje zoals die van velen: gescheiden, weinig geld, oneens met religie, ouderdom. Maar wanneer de Covid-crisis hem bereikt - een universitair geschoolde man uit de buurt van Fez, èèn van de weinige kaasmakers in Marokko, iemand die in zijn vrije uren huiswerkbegeleiding geeft - is het ineens over. En dus maakt hij op 61-jarige leeftijd een reis van 2000 km naar hier, het zuiden, om zijn kinderen op school te houden.
‘s Avonds leggen we de vis op het vuur. De trieste kantine van het verder verlaten resort staat blauw van de hashrook. Nu hij niet betaald wordt is het de vraag of zijn dochter haar studie in Duitsland kan voortzetten. Zijn ogen veranderen: de droom, haar toekomst, zíjn toekomst, lijkt in duigen te vallen. Een knuffel volgt, en de woorden die hij in mijn oor fluistert vergeet ik nooit. Aziz, ik bewonder je, en vaak droom ik dat ik de kaasmakerij weer op gang kan helpen. Binnenkort start ik een actie zodat mensen mee kunnen doen aan deze droom!
‘Gereserveerd’, snauwen de militairen, ‘omkeren!’ Elk strand rondom Dakhla wordt bewaakt en dus slingeren we off road over zanderige paden. Tot een man ons voorbij rent op het strand, dan halt houdt, en vertelt waarom alles dicht is: de Koning komt. Wanneer, dat weet niemand, maar de voorbereidingen zijn in volle gang. Nogal zonde van al dat eten, vanavond kookt hij weer voor 1000 man. Wie is deze Koning, vraag ik me af?
Na een filmische zandstorm, met ineens opduikende vrachtwagens, vinden we het antwoord op het dak van een vissershut. Daar vertelt Lahcen ons hoe deze Koninklijke familie na de Franse kolonisatie aan de macht kwam. Om meer controle te houden over de mineralen uit Marokkaanse mijnen, zorgde Frankrijk ervoor dat alle macht bij èèn familie kwam te liggen, zodat ze er deals mee konden sluiten. Verbaasd kijk ik hem aan, gebeurt dit nog steeds? Mirjam en ik doen research, en ontdekken dat meer oud-kolonisators dit soort dealtjes maakten. Wij (Europeanen) doen altijd alsof we steunen, maar deze landen, die nauwelijks hun eigen economie draaiend krijgen, worden nog dagelijks leeggeroofd.
Ik voel schaamte dat ik hier zo weinig over weet, en dat er nog steeds wordt gesuggereerd dat wij de meest beschaafde samenleving zijn die het beste met iedereen voor heeft. Ik vraag mij af hoe het kan dat onze verscheurende economie boven het welzijn van medemens en planeet wordt geplaatst. Als Lahcen uitlegt dat hij een duidelijke vijand heeft: de koning en de corruptie in zijn land, bedenk ik tegen wie ik het opneem in mijn strijd. Iedereen en niemand, eigenlijk. Is het mijn buurman die iedere dag kiest voor consumptie? De premier die doet alsof hij om mensen geeft? Coca Cola met zijn vrijgevige kerstman? Of ben ik het zelf? (Een ding weet ik wel, ik wil zorgen voor de zee, want daar ben ik thuis.)
Als de zon zakt op het vissersdak leren we ook dat Berbers (letterlijk vertaalt als barbaren, en die dus liever gewoon Amazigh worden genoemd), van oorsprong een religie hebben die de natuur eert. Het is een van de drie pijlers van het volk: iedere dag moet ingezet worden om de mensen (1), de taal (2) en het land (3) te dienen. Maar, zegt Lahcen, als je moet overleven is het moeilijk ook na te denken over hoeveel vis je mag vangen of wat de beste manier is om plastic weg te gooien. Overschot belandt daarom toch in de natuur. Toch denk ik dat we, om klimaatproblemen echt te bestrijden, weer zoiets nodig hebben als de Amazigh-religie, om boven de economie te plaatsen. De politiek heeft die strijd duidelijk verloren.... Ben ik jong en onbezonnen dat ik hierover nadenk?
De piston van de espressomachine wordt leeggeslagen op de zijkant van een auto in het noordelijke Tanger. Hier eindigt de laatste rit door Marokko, gesloten grenzen en Covid-maatregelen hebben mij van een vervolgreis door West-Afrika weerhouden. Met uitzicht op Fort Europa legen we ons laatste munttheeglas. Eenmaal daar laat ik Mirjam achter in Amsterdam en vertrek ik naar de vertrouwde, stormachtige, Bretonse kust, om in de zeewierlucht te werken aan mijn eerste veldgids.
Daarin zal ik jullie mee naar buiten nemen. Want zonder de natuur (dus jezelf) te leren kennen, kan je nooit voor haar (dus jezelf) zorgen. Inmiddels zijn er zes maanden voorbij. Boos, onmachtig, maar opgeladen, kijk ik terug en vooruit. Zullen we samen de wereld veranderen?
Tussen de schepen vraag ik Lahcen of hij wat gevangen heeft. Een paar tellen later staan we met een tas vol vis op het strand, inclusief een uitnodiging om samen te eten. Over twee dagen belt hij ons, zegt hij, om 15:00 uur, als er niet te veel wind staat. De uitnodiging klinkt nonchalant, maar precies op het genoemde moment gaat de telefoon. Lahcen zit al in zijn stenen hut, waar geit in de tajine pruttelt en afgesneden waterflesjes klaarstaan voor de rode wijn in onze tas. We eten, dobbelen, en bespreken de Koning tot de zon daalt. Als familie, zo bestempelt Lahcen onze vriendschap.
De nacht is helder en de meteorietenzoekers staan op de uitkijk - over de steppe, waar ons tentje staat. Soms naast brullende golven, soms tussen bubbelende kamelen. Nieuwsgierig bewegen we richting het zuiden. Is de Westelijke Sahara echt die eindeloze zandvlakte uit de film? Wat gebeurt er op de plekken die op kaarten niet getekend worden? Dagenlang rijden we door kleine steden, elk als een vernissage van een ruige galerie: langs zorgvuldig opgestapelde doosjes en bloedende kadavers lopen gasten kriskras door elkaar. Soms een schreeuw of iets dat klinkt als een protest, en dan het smakkende geluid van een vrolijk middagmaal.
Elke afslag heeft een controlepost. Bewapende mannen die nonchalant wuiven of uit verveling een praatje maken. Het landschap wordt steeds droger, tot er bijna niets overblijft. De wind veegt alles kaal. Tot we, om de benen te strekken, afdalen naar zee, waar mosselpellers in de aardkorst wonen. Hier bruist het. Mannen bewegen in de golven, vrouwen ontdoen zittend de mossels van hun schelp, en kinderen verkopen het onuitputtelijke goud schreeuwend langs de weg. Schelpen zijn ondergewaardeerd, denk ik als ik naar ze kijk. In de meeste schelpdieren zit meer eiwit dan een biefstuk, ze groeien snel en zouden de wereldbevolking kunnen voeden, nagenoeg zónder CO2-uitstoot. Net als insecten, eigenlijk. Toch eten we ze - uit gewoonte - als luxeproduct.
Tien uur lang zand, zand, en weinig anders dan zand. En dan komen we aan in Dakhla, met op elke heuvel een door militairen bewaakt resort, wapperende vlaggen en een grote poort waarop de Koning staat afgebeeld. Versuft turen we om ons heen, op zoek naar een magisch plekje om te slapen. Dit wordt geen nacht onder de sterren.
En zo ontmoeten we Aziz. Somber, maar met veel liefde, duwt hij de slagboom open. Hij wil maar één ding: de beste kamer voor ons. Er komt een vragenlijst. Of we niet iets missen? Uiteindelijk sluiten we de deal op een badjas en wat groente. Zijn glimlach raakt me, en zijn ogen verraden: dit is een dagbewaker met een verhaal. Als we hem de volgende dag ontvoeren op de boot van zijn baas (die hem niet betaalt en ook niet geheel tevreden is met de ontvoering) grijnst hij van oor tot oor. Onhandig maar vol overgave haalt hij zijn vis binnen. Samen ontdekken we de zee. In zijn tijd hier had hij die nog niet van dichtbij gezien.
Ook de volgende dag duiken we samen naar krabben. Bij elke hap lucht volgt een stukje verhaal. Eentje zoals die van velen: gescheiden, weinig geld, oneens met religie, ouderdom. Maar wanneer de Covid-crisis hem bereikt - een universitair geschoolde man uit de buurt van Fez, èèn van de weinige kaasmakers in Marokko, iemand die in zijn vrije uren huiswerkbegeleiding geeft - is het ineens over. En dus maakt hij op 61-jarige leeftijd een reis van 2000 km naar hier, het zuiden, om zijn kinderen op school te houden.
‘s Avonds leggen we de vis op het vuur. De trieste kantine van het verder verlaten resort staat blauw van de hashrook. Nu hij niet betaald wordt is het de vraag of zijn dochter haar studie in Duitsland kan voortzetten. Zijn ogen veranderen: de droom, haar toekomst, zíjn toekomst, lijkt in duigen te vallen. Een knuffel volgt, en de woorden die hij in mijn oor fluistert vergeet ik nooit. Aziz, ik bewonder je, en vaak droom ik dat ik de kaasmakerij weer op gang kan helpen. Binnenkort start ik een actie zodat mensen mee kunnen doen aan deze droom!
‘Gereserveerd’, snauwen de militairen, ‘omkeren!’ Elk strand rondom Dakhla wordt bewaakt en dus slingeren we off road over zanderige paden. Tot een man ons voorbij rent op het strand, dan halt houdt, en vertelt waarom alles dicht is: de Koning komt. Wanneer, dat weet niemand, maar de voorbereidingen zijn in volle gang. Nogal zonde van al dat eten, vanavond kookt hij weer voor 1000 man. Wie is deze Koning, vraag ik me af?
Na een filmische zandstorm, met ineens opduikende vrachtwagens, vinden we het antwoord op het dak van een vissershut. Daar vertelt Lahcen ons hoe deze Koninklijke familie na de Franse kolonisatie aan de macht kwam. Om meer controle te houden over de mineralen uit Marokkaanse mijnen, zorgde Frankrijk ervoor dat alle macht bij èèn familie kwam te liggen, zodat ze er deals mee konden sluiten. Verbaasd kijk ik hem aan, gebeurt dit nog steeds? Mirjam en ik doen research, en ontdekken dat meer oud-kolonisators dit soort dealtjes maakten. Wij (Europeanen) doen altijd alsof we steunen, maar deze landen, die nauwelijks hun eigen economie draaiend krijgen, worden nog dagelijks leeggeroofd.
Ik voel schaamte dat ik hier zo weinig over weet, en dat er nog steeds wordt gesuggereerd dat wij de meest beschaafde samenleving zijn die het beste met iedereen voor heeft. Ik vraag mij af hoe het kan dat onze verscheurende economie boven het welzijn van medemens en planeet wordt geplaatst. Als Lahcen uitlegt dat hij een duidelijke vijand heeft: de koning en de corruptie in zijn land, bedenk ik tegen wie ik het opneem in mijn strijd. Iedereen en niemand, eigenlijk. Is het mijn buurman die iedere dag kiest voor consumptie? De premier die doet alsof hij om mensen geeft? Coca Cola met zijn vrijgevige kerstman? Of ben ik het zelf? (Een ding weet ik wel, ik wil zorgen voor de zee, want daar ben ik thuis.)
Als de zon zakt op het vissersdak leren we ook dat Berbers (letterlijk vertaalt als barbaren, en die dus liever gewoon Amazigh worden genoemd), van oorsprong een religie hebben die de natuur eert. Het is een van de drie pijlers van het volk: iedere dag moet ingezet worden om de mensen (1), de taal (2) en het land (3) te dienen. Maar, zegt Lahcen, als je moet overleven is het moeilijk ook na te denken over hoeveel vis je mag vangen of wat de beste manier is om plastic weg te gooien. Overschot belandt daarom toch in de natuur. Toch denk ik dat we, om klimaatproblemen echt te bestrijden, weer zoiets nodig hebben als de Amazigh-religie, om boven de economie te plaatsen. De politiek heeft die strijd duidelijk verloren.... Ben ik jong en onbezonnen dat ik hierover nadenk?
Emile Corre devises solutions that make the world more logical. He works on super concrete projects with direct impact, but also on big ideas with which he wants to change the world. He does this together with a team of designers, researchers and activists.